Archief van December, 2008

Paus: Red de mens van homoseksualiteit

Monday 22 December 2008

Het regenwoud moet worden gered van de ondergang, maar net zo belangrijk is dat de mensheid wordt gered van homo- en transseksueel gedrag.

Dat zei paus Benedictus XVI vandaag in een kersttoespraak.

Hij vindt dat de kerk mensen moet beschermen tegen de ‘deconstructie’ van zichzelf. ‘De tropische regenwouden verdienen onze bescherming, maar de mens verdient niet minder.’

Verkeerd
Volgens de katholieke kerk is homoseksualiteit op zich niet ‘verkeerd’, maar homoseksueel gedrag is dat des te meer.

De paus vindt dat mensen moeten luisteren naar de ‘taal van de creatie’, om het belang van een relatie tussen een man en een vrouw te kunnen begrijpen.

Hij vergeleek homoseksueel gedrag als een ‘afbreuk van Gods werk’.

(bron: Maartje Willems, Elsevier, 22 december 2008)

Geloof heeft allang ‘de waarheid’ gevonden

Friday 19 December 2008

Godsdienstige wetenschappers nemen hun discipline onvoldoende serieus. Zij schuilen achter God of the Gaps, het opperwezen dat zich schuilhoudt in het domein van de nog onweerlegbare openbaringen.

Na het verhelderende stuk in NRC Handelsblad van zaterdag 13 december van de heer Philipse, waarin hij duidelijk uitlegt waar de discrepantie tussen geloof en wetenschap ligt, viel het werk van Cees Dekker en Rik Peels mij behoorlijk tegen.

Toegegeven dat de verwachting al niet erg hoog lag, krijgen Cees Dekker en Rik Peels het voor elkaar om in de halve pagina die hen gegeven is, vrijwel iedere logical fallacy de revue te laten passeren. De inleiding begint al met een foute aanname. Zo beweren zij dat wetenschappelijk onderzoek “nog nooit heeft aangetoond dat centrale christelijke geloofswaarden onjuist zijn”.

Een van de centrale geloofswaarden van christenen vanuit het eerste hoofdstuk van de bijbel lijkt mij behoorlijk ontkracht. Of willen de schrijvers beweren de evolutietheorie van Darwin niet aantoont dat het scheppingsverhaal onjuist is? Hier gebeurt precies wat Herman Philipse reeds voorspelde in zijn derde alinea: “Dan geloof ik dat we of onze wetenschap… of de Bijbel foutief interpreteren.”

Welke bron Cees Dekker als waar aanneemt lijkt mij niet lastig te raden. Namelijk J.P. Balkenende: “Geloof en wetenschap liggen dichter bij elkaar dan vaak gedacht wordt, omdat ze beide opzoek zijn naar de waarheid.” Daarna volgen nog enkele ad hominems en worden reacties van Herman Philipse op deze uitspraak van onze premier afgedaan als gepruttel en niet serieus te nemen.

Ik zou de schrijvers willen vragen te komen met argumenten. Wetenschap is niet opzoek naar De Waarheid, maar zoekt verklaringen voor natuurlijke verschijnselen. Geloof heeft echter al lang de waarheid gevonden. Met doorzichtige woordspelletjes de werkelijkheid verhullen lijkt mij niet juist. Ik kan me ook geen enkele wetenschapper herinneren, die het standpunt met onze premier deelt. De inconsistentie die voortkomt uit het compartiment denken waarmee Cees Dekker zijn geloof en wetenschap gescheiden houdt is tekenend voor gelovige wetenschappers.

Herman Philipse noemt deze uitspraak terecht misleidend en gevaarlijk. Gevaarlijk omdat geloof te serieus genomen wordt en wetenschap te weinig. Rick Peel en Cees Dekker menen hier weg te kunnen komen met de opmerking dat Herman Philipse spoken ziet.

Wetenschap kan en mag niets zeggen over religie, uit angst dat de gelovigen blijven zitten met een God of the Gaps, een god die in tegenstelling tot de uit de bronstijd stammende Abrahamitische god, geen enkele macht meer heeft op aarde, andersom mag een religie wel ongegronde kritiek op de wetenschap hebben.

Wetenschap hoeft naar mijn mening ook niets te zeggen over religie, de bewijslast ligt tenslotte bij de religieuzen. Maar zodra er vanuit een religie een wetenschappelijke claim wordt gemaakt (“De aarde is plat, zesduizend jaar oud en in 6 dagen geschapen, het aids-virus gaat door een condoom, bidden helpt”) dan is de claim wel falsifieerbaar voor wetenschappers.

Is het niet heel erg opvallend dat gelovigen over het algemeen alleen ageren tegen wetenschappelijke feiten die De Waarheid uit de Bijbel tegenspreken? Wetenschappers vragen om, zoals het stuk voorstelt, Russels teapot te vinden, en een zoektocht te starten naar de onzichtbare roze eenhoorn. Dat lijkt mij onredelijk en onjuist.

Het gelijkstellen van geloof en wetenschap gaat mij te ver. Beiden beweren ze op zoek te zijn naar de waarheid volgens de schrijvers. Maar hoe komt het dan dat een zuurstof molecuul zelfs aan de andere kant van ons zonnestelsel dezelfde eigenschappen heeft, maar dat er alleen op aarde al circa 2850 goden zijn (bron: godchecker.com). Waarom geloven de heren nu juist in de Abrahamitische god, wat was er mis met Odin en Zeus? Welke waarheid? Welke god?

Het meest ergerlijke deel volgt vlak voor het einde waarin op subtiele wijze ineens Hitler, Stalin en Mao ten tonele verschijnen om de mening, dat secularisatie en wetenschap resulteert in het uitmoorden van bevolkingsgroepen, kracht bij te zetten. Ik citeer: “De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien dat juist seculiere staten die alle vormen van religie afzwoeren, levensbeschouwelijke en wetenschappelijke resultaten maar al te gemakkelijk vermengden, afschrikwekkende gevolgen had.”

Een dogmatische stroman die simpel te ontkrachten is door te wijzen op het feit dat antisemitisme een christelijke uitvinding is, “Gott mit uns” niet voor niets op de riemen van de SS’ers prijkten en de Katholieke kerk toentertijd erg betrokken was bij het schrikbewind van Adolf Hitler.

In het geval van China en Rusland ligt het, ondanks het feit dat Stalin opgeleid was als priester, iets gecompliceerder. Daar werden niet de levensbeschouwingen afgezworen, maar enkel de religies. Wat overbleef was staatsverheerlijking, geen religie maar wel een perfecte manier om met oogkleppen op een Leider te volgen. De suggestie die hier wordt gewekt dat secularisatie uiteindelijk resulteert in de ons allen bekende verschrikkingen is schrijnend en onjuist.

De valse aannames van de schrijvers en de dogmatiek waarmee zij, zonder enige studie te verrichten in de werkelijkheid, hun standpunt verdedigen is pijnlijk.

(bron: Wouter van den Brand in NRC Handelsblad, 19 december 2008)

Religie is een obstakel voor waarheidsvinding

Friday 19 December 2008

Wetenschap bestaat bij de gratie van kritiek, het nodigt daartoe uit. Religie, daarentegen, ontrekt zich aan kritiek of gaat zelfs over tot vervolging van critici. Afgaan op openbaringen strookt daarom niet met de waarheidsvinding die wetenschap voorstaat, stelt Ralph van Graafeiland.

Professor Dekker en geestverwant Peels (Opinie & Debat, 13 december) vinden het niet misleidend en gevaarlijk als premier Balkenende denkt dat geloof en wetenschap relatief dicht bij elkaar staan. Wetenschap en religie zoeken immers naar waarheid. Professor Philipse (Opinie & Debat, 13 december) merkt op dat de wetenschappelijke methode betrouwbaar is, in tegenstelling tot religieuze openbaringen.

Dekker en Peels denken het heldere betoog van Philipse te weerleggen met redeneringen die we in geen enkel ander discours zouden accepteren. Om bij het begin te beginnen: wetenschap en religie zoeken beide naar waarheid, stellen Dekker en Peels. Maar we kennen vooral waarheidszoekers die uit naam van religie zijn verguisd. Religie blijkt vaak een obstakel voor waarheidsvinding!

Daarbij komt dat als een religieuze openbaring eens zou blijken te kloppen, we ons moeten afvragen of dat echt door de gehanteerde methode komt of dat het slechts een toevalstreffer is.

Stel dat Darwin een stem in zijn hoofd had gehoord of een andere openbaring had gehad die hem vertelde over de evolutietheorie, is dat dan een methode voor waarheidsvinding? Nee, het biologische onderzoek dat Darwin deed is de methode voor waarheidsvinding. In het wetenschappelijk onderzoek toetst men zijn of haar inspiratie namelijk aan de werkelijkheid en vergelijkt haar met andere inzichten.

Gezien de ongekende hoeveelheid tegenstrijdige en onjuiste openbaringen, die volkomen subjectief zijn, is het zeer lastig of zelfs onmogelijk om uit te maken welke openbaringen we credibiliteit moeten geven. In die zin is het weinig verrassend dat Dekker van zijn creationistische geloof is afgevallen. Of hebben Dekker en Peels misschien een methode om van tevoren te bepalen welk soort openbaringen betrouwbaar zijn en welke niet? Het lijkt onwaarschijnlijk en als zij die bezitten wordt het dringend tijd dat ze hem uiteenvouwen. Zonder een dergelijke methode kunnen zogenaamde openbaringen bij waarheidsvinding hooguit dienst doen als inspiratiebron.

De auteurs stellen tevens dat eerlijke godsdienst openstaat voor weerlegging. Dat dit een tot uitzonderlijk kleine kring beperkte interpretatie van religie is, bevestigen ze door zelf niet eens te voldoen aan wat zij betogen. Ze stellen immers ook niet te weten hoe wetenschap de ‘centrale christelijke geloofswaarden’ zou kunnen weerleggen en dat wetenschap niet kan ‘aantonen dat de bijbelschrijvers niet werkelijk door God geïnspireerd werden’.

In het eerste geval, buiten het feit dat wetenschap normatief is, kan men zich afvragen wat die christelijke geloofswaarden precies inhouden en of daar ooit een redelijke consensus over is geweest. In het tweede geval lijkt het me niet verstandig alles te geloven waarvan we niet kunnen bewijzen dat het niet waar is. De vermeende heks die in de Middeleeuwen op de brandstapel werd gegooid kon immers ook niet aantonen dat demonen geen bezit van haar hadden genomen. Het is de klassieke drogredenering waarbij de bewijslast wordt omgedraaid.

Het is goed gebruik om stevige bewijzen te vragen voor uitzonderlijke claims. Zouden we dat niet doen, dan zouden de politieke gevolgen niet te overzien zijn. Ziet u het al gebeuren dat premier Balkenende of iemand anders alle Nederlanders verplicht vijf keer per dag te bidden omdat God of Allah hem heeft geopenbaard dat dit de enige manier is om het klimaatprobleem op te lossen? U kunt niet bewijzen dat diegene die openbaring niet heeft ontvangen.

De auteurs proberen en passent ook nog de wandaden uit naam van het communisme in de schoenen van de wetenschap te schuiven. Dat het communisme niet een transcendente God kende moge duidelijk zijn al was het alleen maar vanwege Marx’ adagium dat religie opium voor het volk is. Maar neem de leider van Noord-Korea Kim Jong-il. Volgens het communistische regime is niet hij, maar zijn overleden vader de werkelijke leider van Noord-Korea. Kim Jong-il is namelijk de reïncarnatie van zijn vader. Verder hoeft hij nooit naar het toilet, zo wordt op Noord-Koreaanse scholen onderwezen. Of neem zijn bijnamen, zoals De Grootste Man Die Ooit Heeft Geleefd en Hij Die Verscheen Uit het Licht van Zon en Maan of een van zijn maar liefst 1200 andere namen.

Communistische leiders zijn God op aarde. Dat is allemaal niet bepaald seculier en wetenschappelijk. Daarbij komt dat wetenschap bestaat bij de gratie van kritiek, het nodigt daartoe uit. Communisme en religie daarentegen hebben gemeen dat zij zich aan kritiek onttrekken of critici zelfs vervolgen dan wel uitroeien.

Wetenschap en religie zoeken dus allebei naar waarheid. Maar waar wetenschap uitnodigt tot twijfel en tegenwerpingen, verklaart religie wat twijfelachtig of ontoetsbaar is tot onomstreden waarheid en sluit zo elk debat uit. Een voornaam gevolg is dat wetenschap op een systematische manier zo nu en dan daadwerkelijk op waarheid stuit of, liever gezegd, kan aangeven wat niet waar is. Dekker en Peels daarentegen wekken slechts de indruk allerlei tegenstrijdige openbaringen te ontvangen en daardoor het spoor bijster te zijn.

(bron: Ralph van Graafeiland in NRC Handelsblad)

Relikwieën van de rede

Saturday 13 December 2008
In de zeventiende eeuw hielden secularisten erediensten voor de beenderen van Verlichtingsdenker Descartes. Ayaan Hirsi Ali staat in de zelfde traditie, even radicaal als die van haar tegenstanders, de religieuze fundamentalisten, aldus Russell Shorto.

Een paar jaar geleden bekroonde ik een persoonlijke odyssee in de kelder van een museum in Parijs, waar ik oog in oog stond met de schedel van de Franse filosoof René Descartes. Het leek een verrassend klein en teer omhulsel voor de hersenen die eens ‘Ik denk, dus ik ben’ en andere uitspraken van wereldbelang hadden gedacht. Maar een hersenspecialist zal u vertellen dat de omvang niet ter zake doet: en inderdaad, als de beenderen van middeleeuwse heiligen maatgevend zijn, dan is het maar zeer de vraag of het macabere kleine voorwerp dat ik daar zag, maatgevend is als hét relikwie van onze moderne tijd.

Het is de moeite waard om op het huidige historische moment stil te staan bij de betekenis van dat relikwie. De terreuraanslagen in Mumbai van de afgelopen maand lijken de laatste uitdrukking van iets waarmee we nu al zo lang te maken hebben: de gruwelijke, chaotische, aanhoudende botsing van godsdienstige en seculiere krachten tegen de achtergrond van de moderne maatschappij. In de nog jonge 21ste eeuw is deze botsing natuurlijk in heftigheid toegenomen. Sinds 11 september 2001 worstelt het Westen met een moslimterrorisme dat in de beleving van zijn aanhang afwisselend gericht is op de seculiere kwaden of de joods-christelijke grondslag van de westerse maatschappij. Maar de islam is niet de enige bron van extremisme. In India is ook het hindoe-extremisme een ontwrichtende kracht. In de Verenigde Staten gaat het christen-fundamentalisme op elk front de strijd aan met de seculiere cultuur, van stamcelonderzoek tot voortplanting en dood, vaak met mondiale consequenties. Intussen is Europa in het kielzog van 9/11 door gebeurtenissen overspoeld – van de moord op Theo van Gogh tot de Deense cartoonrel en de maatregelen tegen immigranten die over het hele continent zijn ingevoerd – allemaal het gevolg van dezelfde knarsende aardlagen van geloof en rede.

Ik was die schedel van Descartes gaan opzoeken omdat ik verlangde naar een zeker historisch perspectief. Want deze waardenoorlog is niet zeven jaar, maar al vier eeuwen geleden begonnen. De moderne tijd ving aan met een uitbundige lawine van pogingen om de natuurlijke wereld te doorgronden: met telescopen, microscopen en ontledingen. Maar ondanks de opwinding die werd teweeggebracht door de grote wetenschappelijke onderzoekers van de zeventiende eeuw – Galileo, Pascal, Francis Bacon, William Harvey en anderen – was hun werk zo versnipperd dat het rechtstreekse effect van de eindeloze experimenten eerder verwarring dan helderheid was. Dat kwam doordat hun bevindingen niet pasten in het kader van de kennis die al eeuwenlang bestond. Die bevindingen waren niet te verklaren met behulp van Aristoteles of de Bijbel en ze dreigden zelfs de pijlers te ondermijnen waarop het kennisgebouw rustte. Wij kunnen onmogelijk beoordelen wat dit toen betekende, maar mensen van alle rangen en standen, van de paus tot burgers met voldoende onderwijs om de schotschriften tegen de verwarring te kunnen lezen, beschouwden de toestand als een crisis. En natuurlijk is geen crisis zo diep als een geloofscrisis.

Descartes bood een oplossing voor de puzzel en hij heeft sindsdien de toon gezet, ook al was het gevolg weer een nieuwe vorm van crisis. In 1637 schreef deze opvliegende, ijdele, rusteloze Fransman een verhandeling van 58 bladzijden Discours de la méthode met het bescheiden voorstel kennis niet te baseren op de geldende wijsheid van Bijbel of koninklijke macht, maar op de menselijke rede. In zijn systeem was het heelal één grote machine en werkten ook alle onderdelen – van de planeten in hun baan tot het menselijk lichaam – volgens de logica van een machine. Bij dit nieuwe model hoorde een manier om informatie over de wereld te vergaren die zo diep ging en zo elementair was dat ze sindsdien onder filosofen eenvoudig als ‘de methode’ bekendstaat. De cartesiaanse methode werd de grondslag voor zowel de wetenschappelijke methode als de rationalistische filosofie van de Verlichting.

Omdat Descartes de eerste was die het gehele nieuwe denken in een alomvattend kader plaatste, vonden zijn tijdgenoten dat hij iets revolutionairs had bereikt. Ze achtten de betekenis van zijn werk zelfs zo groot dat zestien jaar na zijn dood zijn resten werden opgegraven en verzameld – door sommigen als symbool van de verandering die hij had bewerkstelligd, door anderen omdat ze in zijn beenderen religieuze relikwieën zagen; elk onderzoek naar de kern van de natuur werd in die tijd namelijk als spiritueel beschouwd.

Ik heb jarenlang de kronkelwegen gevolgd die de beenderen van Descartes door de eeuwen heen hebben afgelegd. Ik stuitte op een keur van verhalen over geleerden, priesters, dieven, soldaten en politici die de stoffelijke resten van deze filosoof kochten en verkochten, erom vochten en zich erover verbaasden. Maar er was één rode draad. Elk verhaal bevatte in de kern een strijd om de plaatsing van de zingeving, in het godsdienstige of in het wereldlijke. Die strijd voltrok zich in de jaren zestig van de 17de eeuw, toen de eerste cartesianen de beenderen van hun leermeester in een processie en begrafenisplechtigheid, met al het katholieke toebehoren, gebruikten om legitimiteit te winnen voor hun nieuwe cultus, die wij wetenschap zouden noemen en die velen in de Kerk als een bedreiging zagen. Hij voltrok zich in de jaren tachtig van de 18de eeuw, toen de leiders van de Franse Revolutie overwogen de beenderen van Descartes, die ze als een held van de democratie zagen, op te nemen in het Panthéon, een kerk die tot seculiere tempel was geworden. Hij voltrok zich in de 19de eeuw, toen de (nogal kleine) schedel van Descartes op het nieuwe terrein van de antropologie werd gebruikt ter weerlegging van de heersende theorie dat een grotere schedelomvang een teken van grotere intelligentie was en zo verwikkeld raakte in de toenmalige discussie over wetenschap versus geloof.

De beenderen van Descartes, en hun betekenis, zijn voor ons nog altijd meer dan letterlijk aanwezig. Bij veel van het werk dat ik als journalist de afgelopen jaren heb gedaan, voelde ik als het ware onder de huid van de actuele gebeurtenissen deze metaforische beenderen. Voor één verhaal bevond ik me in de woonkamer van een bungalow in een buitenwijk in Maryland, waar ik de maaltijd deelde met zes mensen die tegen het homohuwelijk ageerden en die homoseksualiteit als zodanig als een kwaad zagen. In hun ogen nam de moderne geschiedenis een reeks verkeerde wendingen, die zij voor mij opsomden: de vrouwenbeweging, de anticonceptiepil, de scheiding tussen kerk en staat, Darwin. Ten slotte sprak één man, een dominee, de naam uit die ook bij mij was opgekomen: „Als je erbij stilstaat, is het eigenlijk allemaal begonnen met Descartes.” Vervolgens schetste hij welsprekend de veranderingen die waren begonnen met de heroriëntatie van de werkelijkheid rond de menselijke rede. „De menselijke geest is te misleiden”, zei hij. „Zonder God biedt hij geen enkele grondslag.”

Intussen zat ik op een heldere winterdag in 2007 in het restaurant van een modieus hotel in New York aan de lunch met Ayaan Hirsi Ali, niet lang nadat ze uit Nederland naar de VS was vertrokken. Het hele verschijnsel Hirsi Ali in Nederland was het gevolg van de typisch Nederlandse benadering van het raadsel geloof-rede die hier na 11 september 2001 is gekozen. Hirsi Ali was opgegroeid te midden van een herlevende Afrikaanse islam, had na haar komst in Nederland Voltaire, Rousseau en Freud gelezen en had zich afgekeerd van haar geloof – van elk geloof. „Het Westen”, zei ze tegen mij, „is gered doordat het geloof en rede heeft weten te scheiden. Dit leidde tot een seculiere overheid. Geloof veronderstelt onfeilbaarheid, en dat is het gevaar. Onze profeet Mohammed kan nooit een fout maken, dus zitten we aan hem vast.”

Ik voelde dezelfde rechtzinnigheid uitgaan van de christenen in Maryland en de Afrikaanse seculieren in New York. Hoe moeten we een brug slaan over zo’n ernstige en zwaarwichtige kloof?

Het ligt natuurlijk in de aard van het fundamentalisme, religieus of seculier, om een strikte tweedeling aan te brengen. Maar sinds de tijd van Descartes is niets meer zwart-wit. Naarmate de moderne tijd rijpte, ontstond er een driedeling. Er was het theologische kamp, dat vasthield aan een wereldbeeld op grond van de godsdienstige traditie. En er was het kamp van de ‘radicale Verlichting’, dat met de komst van de ‘nieuwe filosofie’ de oude orde, met haar machtscentra in Kerk en monarchie, omver wilde werpen om deze te vervangen door een maatschappij die werd beheerst door democratie en wetenschap.

Maar er was ook een kamp van de ‘gematigde Verlichting’, dat betoogde dat het wetenschappelijke en het godsdienstige wereldbeeld niet echt strijdig zijn, maar dat vermeende conflicten moeten worden opgelost. Tot dit kamp behoorde Descartes zelf: terwijl hij als het ware de filosofie van het secularisme ontwikkelde, bleef hij een vroom katholiek. Zijn filosofische poging om het kennelijke conflict tussen geloof en rede op te lossen bestond in de bouw van een muur in het menselijk bewustzijn: het beruchte cartesiaanse dualisme, dat de stoffelijke wereld op het ene vlak van de werkelijkheid en de ‘geest/ziel’ op het andere plaatst. Descartes wilde het geloof beschermen tegen de bemoeizuchtige vingers van de wetenschap. Paradoxaal genoeg heeft hij daarmee juist bijgedragen tot het probleem waar we nu voor staan. Naarmate de wetenschap steeds beter werd en een natuurlijke verklaring voor verschijnselen gaf, leek het geloof steeds minder nodig.

Deze drie richtingen bestaan ook nu nog altijd. Hun aanhang uit zich in praatprogramma’s op tv, in blogs en rechtszaken – en via bommen. De terroristen in Mumbai lijken tot de hedendaagse versie van de ‘theologische partij’ te behoren. In het atheïstisch manifest God Is Not Great, de bestseller van Christopher Hitchens, steekt de auteur de loftrompet over de eenentwintigste-eeuwse strijders voor de ‘radicale Verlichting’, met behulp van taalgebruik dat de vrijdenkers van drie eeuwen geleden weerspiegelt: „… wij wantrouwen alles wat in tegenspraak is met de wetenschap of de rede geweld aandoet… Wie zeker van zijn zaak is en zich voor zijn zekerheid op een goddelijke rechtvaardiging beroept, behoort nu tot de kinderen van onze soort”.

Ayaan Hirsi Ali bekeerde zich niet alleen tot het secularisme, maar ook tot de radicale vorm. Ze zou haar denkbeelden goed kwijt hebben gekund tijdens de Franse Revolutie en haar denkbeelden hebben eigenlijk eenzelfde extreme inslag: ze heeft verklaard dat „wij in oorlog zijn met de islam” en dat in naam van de rede niet alleen het islamitisch terrorisme maar ook de islam zelf, plus zijn 1,5 miljard aanhangers, „verslagen” moeten worden, zodat „er iets vreedzaams uit kan groeien”.

De radicale seculieren stellen terecht dat uit naam van de godsdienst de grootste wandaden zijn begaan, en nog altijd worden begaan; we moeten een intelligente manier vinden om geen godsdienstige intolerantie te tolereren. Maar de geschiedenis leert dat het radicale secularisme dodelijke fouten in zich bergt. Het heeft een te hoge dunk van de rede, of tenminste van het vermogen van de mens om deze te benutten. En het radicale secularisme is zo onder de indruk van zijn eigen soort zekerheid, dat het een te nauwe kijk op de werkelijkheid heeft. Godsdienst is evenals kunst een manier om het raadsel van het bestaan te verwerken. Om de godsdienst categorisch af te wijzen is niet alleen zinloos; het stelt de bejubelaars van het gebruik van de rede ook bloot aan het verwijt van onredelijkheid – van intolerantie.

Met de geschiedenis als leidraad lijkt de beste manier om het godsdienstig extremisme te verslaan duidelijk niet een demonisering van het geloof, maar een inkapseling binnen de rationalistische traditie. Jürgen Habermas, de grote Duitse filosoof (die zelf geen religieuze inslag heeft), gebruikte de term ‘post-seculier’ om te beschrijven wat volgens hem de volgende fase in de ontwikkeling van de westerse samenleving zou kunnen zijn. Deze fase, zo betoogt hij, behelst ‘de assimilatie en reflexieve transformatie van zowel de religieuze als de seculiere geestesgesteldheid’.

Dit is niet zo geheimzinnig als het klinkt. Een groot deel van de wereld is zelfs al zover. In de VS mogen de fundamentalistische christenen de krantenkoppen halen, maar vermeldenswaardiger zijn de tientallen miljoenen die het ernstig menen met hun geloof, maar ook met hun inzet voor de seculiere samenleving. Voor zover Europa ‘zijn geloof verloren heeft’, zoals vaak wordt beweerd, is het misschien de rest van de wereld niet vooruit maar is het vastgelopen in een historische sleur.

Om een maatschappij uit een fundamentalistische sleur te halen, godsdienstig dan wel seculier, is het vermoedelijk nodig dat haar radicale elementen met behulp van overreding of zachte, dan wel minder zachte drang hun beeld van de werkelijkheid verbreden, zodat onwrikbare seculieren en gelovigen beiden erkennen dat de wereld te wild is om met onze strategieën in toom te houden. Tegelijkertijd is het van levensbelang dat we een manier vinden om een van die fundamentalistische vleugels – de miljarden mensen die in culturen zijn opgegroeid die nooit een Verlichting hebben gekend, die zich ontwikkeld hebben zonder de erfenis van de beenderen van Descartes – tot de erkenning te brengen dat wij de laatste paar eeuwen een aantal vrij diepgaande inzichten omtrent de wereld en de vooruitgang van de mensheid hebben opgedaan en dat die door iedereen als uitgangspunt moeten worden genomen.

Het is geen toeval dat juist in de jaren van het presidentschap van George W. Bush overal ter wereld het fundamentalisme in elke zin is toegenomen. De aanslagen van 11 september 2001 kwamen in de begintijd van een regering die al neigde naar een extreem theologisch wereldbeeld, en daardoor is haar extremisme nog verder aangewakkerd en zijn weer andere extremisten opgekomen. De sterke steun voor Barack Obama, een niet-ideologische pragmaticus, duidt op het verlangen onder de Amerikanen naar een uitweg uit de dodelijke of-of-strijd tussen de extremisten.

En wat te denken van Nederland? Hoe zal dat de klip van geloof en rede omzeilen die nog altijd een bepalend kenmerk is van de moderne tijd, en zijn seculiere cultuur verzoenen met de godsdienstige gevoeligheden van zowel allochtonen als autochtonen? In de 17de eeuw ging Descartes op zoek naar de zuiverste intellectuele lucht in Europa, het meest vrije intellectuele klimaat waarin hij zijn denkbeelden over een andere wereld kon uitwerken. Dus kwam hij naar Nederland. Deze generatie Nederlanders mag beslissen of van die zuivere lucht nog iets overblijft, of dat het klimaat onherroepelijk is veranderd.

(bron: Russell Shorto in NRC Handelsblad, 13 december 2008)

Alleen de wetenschap is de maat der dingen

Saturday 13 December 2008

De stelling dat geloof en wetenschap dichter bij elkaar staan dan wordt gedacht, is even misleidend als gevaarlijk.

Met succes heeft een Delftse hoogleraar moleculaire biofysica zich geprofileerd tot spirituele spindoctor van CDA-ministers. Het begon bij Maria van der Hoeven in juni 2005. Na een gesprek met professor Cees Dekker schreef de toenmalige minister van Onderwijs in haar weblog dat Intelligent Design „misschien… kan worden toegepast op scholen en in lessen”. Evolutiebiologen waren ontzet en er werden Kamervragen gesteld.

Intussen heeft Dekker afscheid genomen van Intelligent Design. Hij beseft eindelijk dat er geen goede argumenten zijn voor de centrale stelling van deze pseudowetenschappelijke doctrine: dat bepaalde biologische structuren wetenschappelijk aantoonbaar door een Intelligent Ontwerp zijn geschapen. Dekkers religieuze worsteling heeft ook een positief resultaat. Het luidt dat er „werkelijk geen conflict is tussen geloof en natuurwetenschap”.

Hoe is dit mogelijk? Waren er niet voortdurend conflicten, ontstaan door onderzoek van beroemdheden als Copernicus, Galileï en Darwin? Dekker heeft de oplossing. Indien er een conflict lijkt te zijn tussen een bijbeltekst en wetenschap, „dan geloof ik dat we óf onze wetenschap… óf de Bijbel foutief interpreteren”. Want een conflict tussen twee waarheden is onmogelijk. En in Dekkers ogen „wijst het christendom de weg naar de waarheid”.

Wederom fungeert de Delftenaar als inspiratiebron voor het CDA. Minister-president Balkenende zei op 2 december tijdens een Veritas-forum bij de ontvangst van het boek Geleerd & Gelovig, waaraan bovenstaande citaten zijn ontleend, het volgende. „Misschien staan geloof en wetenschap juist wel veel dichter bij elkaar dan vaak wordt gedacht. In essentie gaat het op beide terreinen immers om een zoektocht naar een waarheid die we nooit helemaal vast kunnen pakken, maar die er wel is.”

Heeft Balkenende gelijk? Staan geloof en wetenschap dichter bij elkaar dan wordt gedacht? Deze stelling is even misleidend als gevaarlijk. Toegegeven, wetenschappers zoeken naar waarheden, terwijl gelovigen menen een waarheid te bezitten.

Maar de verschillen tussen wetenschap en religie zijn veel groter. Wetenschappers proberen met zorg methoden van onderzoek te ontwikkelen die het verwerven van ware inzichten waarschijnlijk maken. Die methoden worden zelf ook weer onderzocht om ze te valideren. Soms blijken methoden onbetrouwbaar en dan worden de resultaten ervan met scepsis bezien. Neem bijvoorbeeld de methode van Joseph Weber om gravitatiegolven te ontdekken door middel van een vernuftige detector. Ofschoon zijn resultaten aanvankelijk veel indruk maakten, bleek de detectiemethode niet valideerbaar.

Lang geleden pretendeerden godsdiensten ook dat ze over goede onderzoeksmethoden beschikten. Religies poneren allerlei goden, geesten en demonen die lijken op menselijke personen. Daarom dachten gelovigen dat je het bestaan of de wil van goden kunt achterhalen door methoden geënt op intermenselijke communicatie. Je hoort bijvoorbeeld stemmen (‘openbaringen’) of je vraagt in gebed aan een god zich te manifesteren en dat doet hij door een brandoffer te laten ontvlammen (Elia op de berg Karmel, Koningen 18:20-46). In de zeventiende eeuw dachten veel geleerden nog oprecht dat de ouderdom van mens en wereld te berekenen was op grond van genealogieën in het Oude Testament.

Helaas is van al deze religieuze kenbronnen gebleken dat ze hoogst onbetrouwbaar zijn. Mensen kregen openbaringen met onderling onverenigbare inhoud. Schizofrenen of lijders aan een psychotische stoornis horen niet-bestaande stemmen. Het is begrijpelijk dat die vroeger werden toegeschreven aan goden of demonen. Inmiddels weten we beter. Bidden blijkt ook al niet te helpen, althans niet voor de gezondheid van degenen voor wie gebeden wordt. Dit is de uitkomst van uitvoerig statistisch onderzoek, zoals Mantra II (2005) en STEP (2006). Indien religies niet beschikken over betrouwbare en goed gevalideerde kenbronnen, waarom zouden we dan enig geloof hechten aan wat ze beweren?

Kortom, door de wetenschappelijke vooruitgang is religieus geloof ongeloofwaardig geworden. Dekker suggereert dat bij een conflict tussen openbaringstekst en wetenschappelijke resultaten wij een van beide opnieuw moeten interpreteren. Maar dit is onzin. De gelovige die meent dat de Bijbel slechts waarheden bevat, zal bijbelteksten herinterpreteren zodra ze weersproken worden door wetenschappelijke resultaten. Dit betoogde Galileï al in zijn beroemde brief aan groothertogin Christina van 1615. Cees Dekker beseft het vierhonderd jaar later. Zo’n religieuze herinterpretatie heeft overigens niets te maken met wetenschappelijke bijbelexegese. Niemand die goed bij zijn verstand is zal echter het omgekeerde doen: wetenschappelijke resultaten herinterpreteren omdat ze in strijd komen met de Bijbel, de Koran, de Vedas, of het Boek van Mormon. De reden is duidelijk. Wetenschap beschikt over gevalideerde onderzoeksmethoden maar godsdienst niet.

Balkenendes visie op geloof en wetenschap is dus misleidend. Waarom noem ik haar gevaarlijk? De grote uitdagingen waarvoor de mensheid nu staat, zoals milieuproblemen of toekomstige energievoorziening voor een wereldbevolking van negen miljard, vergen enorme investeringen in wetenschappelijk onderzoek. Indien men wetenschap onvoldoende onderscheidt van godsdienst bestaan er twee risico’s. Ofwel men beschouwt resultaten van wetenschappelijk onderzoek slechts als meningen, evenals de overtuigingen van gelovigen. Dan zal men te weinig geld besteden aan wetenschap en er in de beleidsvorming onvoldoende rekening mee houden. Ofwel men beschouwt religieuze overtuigingen als even betrouwbaar als wetenschappelijke resultaten. Dan zal men er in de beleidsvorming ten onrechte op steunen.

Het is verheugend dat CDA-ministers zich laten voorlichten door wetenschappelijke onderzoekers. Maar beperk dit tot hun vakgebied. En laten wetenschappers hun autoriteit niet misbruiken door publiekelijk uitspraken te doen over gebieden waar ze onvoldoende kaas van hebben gegeten.

(bron: Herman Philipse in NRC Handelsblad)

Herman Philipse ziet spoken

Saturday 13 December 2008
Wetenschappelijk onderzoek heeft nog nooit aangetoond dat centrale christelijke geloofswaarden onjuist zijn. Het is zelfs onduidelijk hoe zulk onderzoek dat zou kunnen doen.

Premier Balkenende heeft bij de ontvangst van het boek Geleerd & Gelovig op het eerste Veritas-forum in Leiden verstandige woorden gesproken over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Zijn statement dat geloof en wetenschap dichter bij elkaar liggen dan vaak gedacht wordt omdat beiden zoeken naar waarheid, staat als een huis.

Herman Philipse reageert hierop met twee punten: 1. Hij pruttelt wat over Dekker als inspirator van CDA-ministers. Dat is zo incorrect en irrelevant dat het geen repliek behoeft. 2. Hij meent dat de mening van Balkenende zowel misleidend als gevaarlijk is. Ze zou misleidend zijn, omdat de wetenschap over betrouwbare onderzoeksmethoden beschikt in tegenstelling tot de godsdienst. Philipse heeft gelijk dat godsdiensten een beroep doen op openbaringen en dat deze elkaar soms tegenspreken. Maar wat volgt hieruit? In ieder geval niet dat alle openbaringen onbetrouwbaar zijn. Als politici elkaar tegenspreken, volgt daar ook niet uit dat ze geen van allen gelijk hebben.

Kan de wetenschap openbaringen wegverklaren? Hoe zou de wetenschap bijvoorbeeld kunnen aantonen dat de bijbelschrijvers niet werkelijk door God geïnspireerd werden toen ze de bijbeltekst opschreven? Dit lijkt alleen mogelijk vanuit een a priori dat elke vermeende religieuze kenbron onbetrouwbaar is, maar dat is nu juist wat bewezen zou moeten worden. En als het zo evident was als Philipse suggereert, zouden er geen christelijke psychologen en neurologen zijn. De praktijk wijst echter het tegendeel uit.

Philipse stelt: ‘in ons wetenschappelijke tijdperk is religieus geloof ongeloofwaardig geworden’. Dit is een opmerkelijke claim die niet erg serieus te nemen valt. In geen geval heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat centrale christelijke geloofswaarheden onjuist zijn. Het is zelfs niet eens duidelijk hoe wetenschappelijk onderzoek dat zou kunnen doen.

De opvatting van de premier is volgens Philipse niet alleen misleidend maar zelfs ‘gevaarlijk’ omdat het religieuze overtuigingen te serieus zou nemen en wetenschappelijke resultaten te weinig. Professor Philipse ziet hier spoken die niet bestaan. Gelovigen kunnen heel goed onderscheid maken tussen wetenschappelijke bevindingen en geloofsovertuigingen. In het verleden zijn weliswaar fouten gemaakt op dit punt. Zulke fouten zijn echter niet voorbehouden aan religieuze groeperingen. De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien dat juist seculiere staten die alle vormen van religie afzwoeren levensbeschouwelijke en wetenschappelijke resultaten maar al te gemakkelijk vermengden, met afschrikwekkende gevolgen.

Wetenschap en godsdienst zoeken allebei naar waarheid, naar kennis over hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Goede wetenschap en eerlijke godsdienst zijn ondogmatisch: ze staan open voor weerlegging, maar zullen die niet zonder slag of stoot aanvaarden. Dat beide uitstekend samengaan wordt hoe langer hoe duidelijker. Wetenschapshistorici hebben de these van een conflict tussen geloof en wetenschap dan ook al lang laten varen. In de afgelopen week verweet wetenschapshistoricus prof. Bert Theunissen Philipse dat hij dit welbekende feit systematisch veronachtzaamt.

Resumerend, wat de premier gezegd heeft, is misleidend noch gevaarlijk. Wat hij constateert is niet minder dan een sober feit.

(Bron: Cees Dekker & Rik Peels in NRC Handelsblad, 13 december 2008)