varia

Geloven zonder God

Saturday 1 October 2016

Begin 2015 telde Nederland voor het eerst meer ongelovigen dan mensen die wél in God geloven. Vallen we massaal van ons geloof?

Gratis eten in een biefstukrestaurant en de kans om een geweer te winnen. Met die mooie aanbieding hoopte de leider van de Amerikaanse Kentucky Baptist Convention in 2014 kerkloze zieltjes de kerk in te lokken. Ook Nederlandse kerken doen hun best om kerkgangers te winnen. Zo zette de christengemeente DoorBrekers uit Barneveld in 2009 een Happy Meal van fastfoodketen McDonald’s in om kinderen naar hun paasdienst te krijgen.

Leegloop
Dit soort acties lijkt nodig omdat de kerken leeglopen. Ze staan te koop als woonhuis, als multifunctioneel gebouw of worden gesloopt. De leegloop is overigens niet nieuw. Een eeuw geleden ging vrijwel iedereen nog regelmatig naar de kerk. In 1971 bezocht nog maar dertig procent van de Nederlanders minstens één keer per maand een religieuze dienst, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2013 was dat cijfer bijna gehalveerd tot nog geen zeventien procent.

Geloven in iets
Net zo veel (of weinig) mensen geloven nu nog in het bestaan van een god die zich met jouw bestaan bezighoudt. Dat cijfer komt uit een onderzoek van godsdienstpsycholoog Joke van Saane van de Vrije Universiteit Amsterdam in opdracht van het dagblad Trouw. 27 procent gelooft in ‘iets’. De rest ziet zichzelf niet als gelovig. Daarmee zijn er op dit moment voor het eerst meer ongelovigen dan gelovigen.
(bron: Quest)

Herdenking omgekomen IS-lid in Christelijke kerk?

Monday 12 September 2016

Een herdenkingsdienst voor een omgekomen lid van de terreurorganisatie Islamitische Staat in een christelijke kerk heeft in Duitsland voor veel ophef en discussie gezorgd. Predikant Sieghard Wilm is voornemens vrijdag in de evangelisch-lutherse St. Pauli-kerk in woord en gebed aandacht besteden aan het overlijden van een zeventienjarige jongen die Hamburg verliet om te gaan vechten in Syrië en Irak.
De in Kameroen geboren Florent, in salafistische kringen bekend als Bilal, kwam als klein kind naar Duitsland. Volgens de binnenlandse veiligheidsdienst stamde hij uit een christelijke familie, maar bekeerde hij zich op zijn veertiende tot de islam en radicaliseerde razendsnel. In het voorjaar van 2015 sloot hij zich aan bij IS en vertrok naar het Midden-Oosten.

Hoe en waar de tiener aan zijn einde kwam is onduidelijk. Wel zou hij kort voor zijn dood in een videoboodschap geloofsgenoten hebben gewaarschuwd voor de door IS gevoerde oorlog en de wreedheden.
(bron: RD)

Imams bewijzen nut van conferentie al op de heenweg

Sunday 8 May 2011

(bron: NRC.nl)

Gisteren zijn twee imams in islamitische kleding uit een vliegtuig gezet na klachten van passagiers die zich onveilig voelden. De imams waren onderweg naar een conferentie over vooroordelen jegens moslims.

Het incident wordt inmiddels onderzocht door de vliegtuigmaatschappij. De hooggeplaatste imams Masudur Rahman en Mohamed Zaghloul waren op weg naar North Carolina, waar ze een conferentie over vooroordelen tegen moslims – ook wel ‘Islamophobia’ – wilden bezoeken.

De twee mannen kwamen langs de beveiliging, ondergingen nog een extra check en gingen toen aan boord. Het vliegtuig was al aan het taxiën toen het weer teruggehaald werd. Beveiligers van de TSA haalden de imams vervolgens van boord omdat medepassagiers hadden aangegeven dat ze zich ongemakkelijk voelden.

Opnieuw ondergingen ze een controle, waaruit opnieuw bleek dat ze geen gevaar vormden. Maar de piloot weigerde de mannen toe te laten en vertrok, verklaart Ibrahim Hooper van de Council on American-Islamic Relations (CAIR). Later op de dag konden ze wel een andere vlucht nemen. (more…)

Godsdienst, kunst en wetenschap putten uit dezelfde bron: de verbeelding

Tuesday 6 January 2009

Opnieuw heeft een lid van het kabinet een bijdrage geleverd aan het publieke debat over geloof en wetenschap. Begin december deed premier Balkenende een opmerkelijke uitspraak bij de aanbieding van het boek Geleerd & Gelovig, waarin 22 wetenschappers onder redactie van de Delftse hoogleraar Cees Dekker, schrijven over hun leven, werk en God.

Hij besloot zijn toespraak met te zeggen: “Misschien staan geloof en wetenschap juist wel veel dichter bij elkaar dan vaak wordt gedacht. In essentie gaat het op beide terreinen immers om een zoektocht naar een waarheid die we nooit helemaal vast kunnen pakken, maar die er wel is.”

De premier twijfelt nog. Zijn stelling is echter geheel juist, maar wat voor geloof en wetenschap geldt, geldt even goed voor de kunst. Immers, gedrieën putten zij uit dezelfde bron: de verbeelding.

Wetenschap

In zijn inaugurele rede ‘De verbeeldingskracht in de wetenschap’ (1878) voor de universiteit van Amsterdam wijst de jonge hoogleraar scheikunde, mineralogie en geologie, dr. Jacobus Henricus van ’t Hoff (1852, Rotterdam – 1911, Berlijn. Nobelprijs 1901) op de betekenis van verbeelding voor de wetenschap.

Wetenschap, aldus het betoog van van ’t Hoff, gaat uit van het bestaan van een verband tussen oorzaak en gevolg. Met het achterhalen van de oorzaken, kunnen de gevolgen onder controle worden gebracht en gehouden. Om zich van de vele mogelijke, verschillende oorzaken die tot een bepaald gevolg kunnen leiden, een voorstelling te kunnen maken, is naast ratio verbeeldingskracht nodig en vaak gaat die bij wetenschappers aan de ratio voorbij.

Van ’t Hoff noemt vele voorbeelden hiervan in een analyse van 200 levensbeschrijvingen van wetenschappers die in de geschiedenis grote ontdekkingen hebben gedaan. Allen hadden een grote verbeeldingskracht, velen van hen waren kunstzinnig, visionair, maar vaak ook bijgelovig, koesterden allerlei illusies, sommigen van hen leden zelfs aan hallucinaties, dus velen waren de ratio vaak ver voorbij.

Met instemming en overtuiging citeert van ‘t Hoff aan het einde van zijn rede de Engelse historicus H.T. Buckle (1821 – 1862): “Er is een spirituele, een poëtische, en hoe dan ook, een spontaan en vanzelf optredend element in de menselijke geest, dat van tijd tot tijd, plotseling en zonder waarschuwing, ons een glimp en voorspelling van de toekomst geeft, en ons dwingt om ons als het ware bij voorbaat van de waarheid meester te maken.”

In onze tijd gaat neurowetenschapper Gerald M. Edelman (geb. 1 juli 1929, Nobelprijs 1972) in zijn recente boek Second Nature (2006) een stap verder. Verwijzend naar van ’t Hoff’s inaugurele rede, schrijft hij: “Wetenschap is verbeelding in dienst van de verifiëerbare waarheid”. Voor die verificatie gebruikt de wetenschap observatie en experiment als instrument.

Experiment escorts us last – Experiment geleidt ons tot het laatst
His pungent company – Zijn prikkelend gezelschap
Will not allow an Axiom – Geeft aan geen enkel Axioma
An Opportunity – Een Kans

Emily Dickinson (1830 – 1886) poem 1770

Geloof

Aan het slot van zijn boek ‘De realiteit van het geloof’ (1966) schrijft de jonge theoloog Harry M. Kuitert (geb. 1924) dat het christelijk geloof uitgaat van de algemeen geldigheid van de christelijke waarheid en dat het in de theologie evenals in de andere wetenschappen is begonnen om het verwerven en ontvouwen van kennis, maar het is ‘kennis die eenmaal kennis zal blijken te zijn, zij mist de verificatie nog, maar gelooft dat deze verificatie positief zal uitvallen’.

Schrijver Willem Jan Otten gaat in ‘Het Intelligent Design van Joost van den Vondel’ in het Maandblad van NRC Handelsblad van februari 2007 een stap verder. Dat het scheppingsverhaal onbewijsbaar, niet verifieerbaar is, is niet de kwestie, “maar dat je het moet verbeelden om het waar te laten zijn”.

Kunst

En in een interview met Peter Steinz in NRC Handelsblad van vrijdag 12 april 2005 zegt Otten: “Geloof en literatuur zijn verwant, allebei verwijzen ze naar iets wat niet bestaat. Een lezer moet overtuigd raken van de realiteit van wat hij voorgeschoteld krijgt, net als een kerkganger.”

Ik ben geen geleerde, geen raadgever,
verklaar je niet de onmogelijkheden van aarde en lucht,
ik maak ze.

Gerrit Kouwenaar in “Zijn”, een van zijn vroegste gedichten

‘God maakt de werkelijkheid, wij scheppen illusies.’
Jan Wolkers in een essay over Dylan Thomas in NRC Handelsblad.

Tot slot

In haar zoektocht naar de waarheid wordt door de wetenschap door middel van observatie en experiment toetsbare kennis verworven over de werkelijkheid zoals die is. Alleen zo kan worden begrepen hoe de wereld om ons heen in elkaar steekt en werkt.

De gelovige houdt zonder verificatie haar visioenen voor waar en gelóóft dat die ooit werkelijkheid zullen worden.

Het kunstwerk overtuigt de lezer, de luisteraar en de toeschouwer van het bestaan van een werkelijkheid die alleen door de kunstenaar geschapen kan worden.

Maar wetenschap, geloof én kunst, gedrieën worden zij sinds de oudheid gedreven door hun verbeeldingskracht en veranderen zij de wereld.

(bron: J.C. Molenaar in NRC Handelsblad)

Paus: Red de mens van homoseksualiteit

Monday 22 December 2008

Het regenwoud moet worden gered van de ondergang, maar net zo belangrijk is dat de mensheid wordt gered van homo- en transseksueel gedrag.

Dat zei paus Benedictus XVI vandaag in een kersttoespraak.

Hij vindt dat de kerk mensen moet beschermen tegen de ‘deconstructie’ van zichzelf. ‘De tropische regenwouden verdienen onze bescherming, maar de mens verdient niet minder.’

Verkeerd
Volgens de katholieke kerk is homoseksualiteit op zich niet ‘verkeerd’, maar homoseksueel gedrag is dat des te meer.

De paus vindt dat mensen moeten luisteren naar de ‘taal van de creatie’, om het belang van een relatie tussen een man en een vrouw te kunnen begrijpen.

Hij vergeleek homoseksueel gedrag als een ‘afbreuk van Gods werk’.

(bron: Maartje Willems, Elsevier, 22 december 2008)

Religie is een obstakel voor waarheidsvinding

Friday 19 December 2008

Wetenschap bestaat bij de gratie van kritiek, het nodigt daartoe uit. Religie, daarentegen, ontrekt zich aan kritiek of gaat zelfs over tot vervolging van critici. Afgaan op openbaringen strookt daarom niet met de waarheidsvinding die wetenschap voorstaat, stelt Ralph van Graafeiland.

Professor Dekker en geestverwant Peels (Opinie & Debat, 13 december) vinden het niet misleidend en gevaarlijk als premier Balkenende denkt dat geloof en wetenschap relatief dicht bij elkaar staan. Wetenschap en religie zoeken immers naar waarheid. Professor Philipse (Opinie & Debat, 13 december) merkt op dat de wetenschappelijke methode betrouwbaar is, in tegenstelling tot religieuze openbaringen.

Dekker en Peels denken het heldere betoog van Philipse te weerleggen met redeneringen die we in geen enkel ander discours zouden accepteren. Om bij het begin te beginnen: wetenschap en religie zoeken beide naar waarheid, stellen Dekker en Peels. Maar we kennen vooral waarheidszoekers die uit naam van religie zijn verguisd. Religie blijkt vaak een obstakel voor waarheidsvinding!

Daarbij komt dat als een religieuze openbaring eens zou blijken te kloppen, we ons moeten afvragen of dat echt door de gehanteerde methode komt of dat het slechts een toevalstreffer is.

Stel dat Darwin een stem in zijn hoofd had gehoord of een andere openbaring had gehad die hem vertelde over de evolutietheorie, is dat dan een methode voor waarheidsvinding? Nee, het biologische onderzoek dat Darwin deed is de methode voor waarheidsvinding. In het wetenschappelijk onderzoek toetst men zijn of haar inspiratie namelijk aan de werkelijkheid en vergelijkt haar met andere inzichten.

Gezien de ongekende hoeveelheid tegenstrijdige en onjuiste openbaringen, die volkomen subjectief zijn, is het zeer lastig of zelfs onmogelijk om uit te maken welke openbaringen we credibiliteit moeten geven. In die zin is het weinig verrassend dat Dekker van zijn creationistische geloof is afgevallen. Of hebben Dekker en Peels misschien een methode om van tevoren te bepalen welk soort openbaringen betrouwbaar zijn en welke niet? Het lijkt onwaarschijnlijk en als zij die bezitten wordt het dringend tijd dat ze hem uiteenvouwen. Zonder een dergelijke methode kunnen zogenaamde openbaringen bij waarheidsvinding hooguit dienst doen als inspiratiebron.

De auteurs stellen tevens dat eerlijke godsdienst openstaat voor weerlegging. Dat dit een tot uitzonderlijk kleine kring beperkte interpretatie van religie is, bevestigen ze door zelf niet eens te voldoen aan wat zij betogen. Ze stellen immers ook niet te weten hoe wetenschap de ‘centrale christelijke geloofswaarden’ zou kunnen weerleggen en dat wetenschap niet kan ‘aantonen dat de bijbelschrijvers niet werkelijk door God geïnspireerd werden’.

In het eerste geval, buiten het feit dat wetenschap normatief is, kan men zich afvragen wat die christelijke geloofswaarden precies inhouden en of daar ooit een redelijke consensus over is geweest. In het tweede geval lijkt het me niet verstandig alles te geloven waarvan we niet kunnen bewijzen dat het niet waar is. De vermeende heks die in de Middeleeuwen op de brandstapel werd gegooid kon immers ook niet aantonen dat demonen geen bezit van haar hadden genomen. Het is de klassieke drogredenering waarbij de bewijslast wordt omgedraaid.

Het is goed gebruik om stevige bewijzen te vragen voor uitzonderlijke claims. Zouden we dat niet doen, dan zouden de politieke gevolgen niet te overzien zijn. Ziet u het al gebeuren dat premier Balkenende of iemand anders alle Nederlanders verplicht vijf keer per dag te bidden omdat God of Allah hem heeft geopenbaard dat dit de enige manier is om het klimaatprobleem op te lossen? U kunt niet bewijzen dat diegene die openbaring niet heeft ontvangen.

De auteurs proberen en passent ook nog de wandaden uit naam van het communisme in de schoenen van de wetenschap te schuiven. Dat het communisme niet een transcendente God kende moge duidelijk zijn al was het alleen maar vanwege Marx’ adagium dat religie opium voor het volk is. Maar neem de leider van Noord-Korea Kim Jong-il. Volgens het communistische regime is niet hij, maar zijn overleden vader de werkelijke leider van Noord-Korea. Kim Jong-il is namelijk de reïncarnatie van zijn vader. Verder hoeft hij nooit naar het toilet, zo wordt op Noord-Koreaanse scholen onderwezen. Of neem zijn bijnamen, zoals De Grootste Man Die Ooit Heeft Geleefd en Hij Die Verscheen Uit het Licht van Zon en Maan of een van zijn maar liefst 1200 andere namen.

Communistische leiders zijn God op aarde. Dat is allemaal niet bepaald seculier en wetenschappelijk. Daarbij komt dat wetenschap bestaat bij de gratie van kritiek, het nodigt daartoe uit. Communisme en religie daarentegen hebben gemeen dat zij zich aan kritiek onttrekken of critici zelfs vervolgen dan wel uitroeien.

Wetenschap en religie zoeken dus allebei naar waarheid. Maar waar wetenschap uitnodigt tot twijfel en tegenwerpingen, verklaart religie wat twijfelachtig of ontoetsbaar is tot onomstreden waarheid en sluit zo elk debat uit. Een voornaam gevolg is dat wetenschap op een systematische manier zo nu en dan daadwerkelijk op waarheid stuit of, liever gezegd, kan aangeven wat niet waar is. Dekker en Peels daarentegen wekken slechts de indruk allerlei tegenstrijdige openbaringen te ontvangen en daardoor het spoor bijster te zijn.

(bron: Ralph van Graafeiland in NRC Handelsblad)

Relikwieën van de rede

Saturday 13 December 2008
In de zeventiende eeuw hielden secularisten erediensten voor de beenderen van Verlichtingsdenker Descartes. Ayaan Hirsi Ali staat in de zelfde traditie, even radicaal als die van haar tegenstanders, de religieuze fundamentalisten, aldus Russell Shorto.

Een paar jaar geleden bekroonde ik een persoonlijke odyssee in de kelder van een museum in Parijs, waar ik oog in oog stond met de schedel van de Franse filosoof René Descartes. Het leek een verrassend klein en teer omhulsel voor de hersenen die eens ‘Ik denk, dus ik ben’ en andere uitspraken van wereldbelang hadden gedacht. Maar een hersenspecialist zal u vertellen dat de omvang niet ter zake doet: en inderdaad, als de beenderen van middeleeuwse heiligen maatgevend zijn, dan is het maar zeer de vraag of het macabere kleine voorwerp dat ik daar zag, maatgevend is als hét relikwie van onze moderne tijd.

Het is de moeite waard om op het huidige historische moment stil te staan bij de betekenis van dat relikwie. De terreuraanslagen in Mumbai van de afgelopen maand lijken de laatste uitdrukking van iets waarmee we nu al zo lang te maken hebben: de gruwelijke, chaotische, aanhoudende botsing van godsdienstige en seculiere krachten tegen de achtergrond van de moderne maatschappij. In de nog jonge 21ste eeuw is deze botsing natuurlijk in heftigheid toegenomen. Sinds 11 september 2001 worstelt het Westen met een moslimterrorisme dat in de beleving van zijn aanhang afwisselend gericht is op de seculiere kwaden of de joods-christelijke grondslag van de westerse maatschappij. Maar de islam is niet de enige bron van extremisme. In India is ook het hindoe-extremisme een ontwrichtende kracht. In de Verenigde Staten gaat het christen-fundamentalisme op elk front de strijd aan met de seculiere cultuur, van stamcelonderzoek tot voortplanting en dood, vaak met mondiale consequenties. Intussen is Europa in het kielzog van 9/11 door gebeurtenissen overspoeld – van de moord op Theo van Gogh tot de Deense cartoonrel en de maatregelen tegen immigranten die over het hele continent zijn ingevoerd – allemaal het gevolg van dezelfde knarsende aardlagen van geloof en rede.

Ik was die schedel van Descartes gaan opzoeken omdat ik verlangde naar een zeker historisch perspectief. Want deze waardenoorlog is niet zeven jaar, maar al vier eeuwen geleden begonnen. De moderne tijd ving aan met een uitbundige lawine van pogingen om de natuurlijke wereld te doorgronden: met telescopen, microscopen en ontledingen. Maar ondanks de opwinding die werd teweeggebracht door de grote wetenschappelijke onderzoekers van de zeventiende eeuw – Galileo, Pascal, Francis Bacon, William Harvey en anderen – was hun werk zo versnipperd dat het rechtstreekse effect van de eindeloze experimenten eerder verwarring dan helderheid was. Dat kwam doordat hun bevindingen niet pasten in het kader van de kennis die al eeuwenlang bestond. Die bevindingen waren niet te verklaren met behulp van Aristoteles of de Bijbel en ze dreigden zelfs de pijlers te ondermijnen waarop het kennisgebouw rustte. Wij kunnen onmogelijk beoordelen wat dit toen betekende, maar mensen van alle rangen en standen, van de paus tot burgers met voldoende onderwijs om de schotschriften tegen de verwarring te kunnen lezen, beschouwden de toestand als een crisis. En natuurlijk is geen crisis zo diep als een geloofscrisis.

Descartes bood een oplossing voor de puzzel en hij heeft sindsdien de toon gezet, ook al was het gevolg weer een nieuwe vorm van crisis. In 1637 schreef deze opvliegende, ijdele, rusteloze Fransman een verhandeling van 58 bladzijden Discours de la méthode met het bescheiden voorstel kennis niet te baseren op de geldende wijsheid van Bijbel of koninklijke macht, maar op de menselijke rede. In zijn systeem was het heelal één grote machine en werkten ook alle onderdelen – van de planeten in hun baan tot het menselijk lichaam – volgens de logica van een machine. Bij dit nieuwe model hoorde een manier om informatie over de wereld te vergaren die zo diep ging en zo elementair was dat ze sindsdien onder filosofen eenvoudig als ‘de methode’ bekendstaat. De cartesiaanse methode werd de grondslag voor zowel de wetenschappelijke methode als de rationalistische filosofie van de Verlichting.

Omdat Descartes de eerste was die het gehele nieuwe denken in een alomvattend kader plaatste, vonden zijn tijdgenoten dat hij iets revolutionairs had bereikt. Ze achtten de betekenis van zijn werk zelfs zo groot dat zestien jaar na zijn dood zijn resten werden opgegraven en verzameld – door sommigen als symbool van de verandering die hij had bewerkstelligd, door anderen omdat ze in zijn beenderen religieuze relikwieën zagen; elk onderzoek naar de kern van de natuur werd in die tijd namelijk als spiritueel beschouwd.

Ik heb jarenlang de kronkelwegen gevolgd die de beenderen van Descartes door de eeuwen heen hebben afgelegd. Ik stuitte op een keur van verhalen over geleerden, priesters, dieven, soldaten en politici die de stoffelijke resten van deze filosoof kochten en verkochten, erom vochten en zich erover verbaasden. Maar er was één rode draad. Elk verhaal bevatte in de kern een strijd om de plaatsing van de zingeving, in het godsdienstige of in het wereldlijke. Die strijd voltrok zich in de jaren zestig van de 17de eeuw, toen de eerste cartesianen de beenderen van hun leermeester in een processie en begrafenisplechtigheid, met al het katholieke toebehoren, gebruikten om legitimiteit te winnen voor hun nieuwe cultus, die wij wetenschap zouden noemen en die velen in de Kerk als een bedreiging zagen. Hij voltrok zich in de jaren tachtig van de 18de eeuw, toen de leiders van de Franse Revolutie overwogen de beenderen van Descartes, die ze als een held van de democratie zagen, op te nemen in het Panthéon, een kerk die tot seculiere tempel was geworden. Hij voltrok zich in de 19de eeuw, toen de (nogal kleine) schedel van Descartes op het nieuwe terrein van de antropologie werd gebruikt ter weerlegging van de heersende theorie dat een grotere schedelomvang een teken van grotere intelligentie was en zo verwikkeld raakte in de toenmalige discussie over wetenschap versus geloof.

De beenderen van Descartes, en hun betekenis, zijn voor ons nog altijd meer dan letterlijk aanwezig. Bij veel van het werk dat ik als journalist de afgelopen jaren heb gedaan, voelde ik als het ware onder de huid van de actuele gebeurtenissen deze metaforische beenderen. Voor één verhaal bevond ik me in de woonkamer van een bungalow in een buitenwijk in Maryland, waar ik de maaltijd deelde met zes mensen die tegen het homohuwelijk ageerden en die homoseksualiteit als zodanig als een kwaad zagen. In hun ogen nam de moderne geschiedenis een reeks verkeerde wendingen, die zij voor mij opsomden: de vrouwenbeweging, de anticonceptiepil, de scheiding tussen kerk en staat, Darwin. Ten slotte sprak één man, een dominee, de naam uit die ook bij mij was opgekomen: „Als je erbij stilstaat, is het eigenlijk allemaal begonnen met Descartes.” Vervolgens schetste hij welsprekend de veranderingen die waren begonnen met de heroriëntatie van de werkelijkheid rond de menselijke rede. „De menselijke geest is te misleiden”, zei hij. „Zonder God biedt hij geen enkele grondslag.”

Intussen zat ik op een heldere winterdag in 2007 in het restaurant van een modieus hotel in New York aan de lunch met Ayaan Hirsi Ali, niet lang nadat ze uit Nederland naar de VS was vertrokken. Het hele verschijnsel Hirsi Ali in Nederland was het gevolg van de typisch Nederlandse benadering van het raadsel geloof-rede die hier na 11 september 2001 is gekozen. Hirsi Ali was opgegroeid te midden van een herlevende Afrikaanse islam, had na haar komst in Nederland Voltaire, Rousseau en Freud gelezen en had zich afgekeerd van haar geloof – van elk geloof. „Het Westen”, zei ze tegen mij, „is gered doordat het geloof en rede heeft weten te scheiden. Dit leidde tot een seculiere overheid. Geloof veronderstelt onfeilbaarheid, en dat is het gevaar. Onze profeet Mohammed kan nooit een fout maken, dus zitten we aan hem vast.”

Ik voelde dezelfde rechtzinnigheid uitgaan van de christenen in Maryland en de Afrikaanse seculieren in New York. Hoe moeten we een brug slaan over zo’n ernstige en zwaarwichtige kloof?

Het ligt natuurlijk in de aard van het fundamentalisme, religieus of seculier, om een strikte tweedeling aan te brengen. Maar sinds de tijd van Descartes is niets meer zwart-wit. Naarmate de moderne tijd rijpte, ontstond er een driedeling. Er was het theologische kamp, dat vasthield aan een wereldbeeld op grond van de godsdienstige traditie. En er was het kamp van de ‘radicale Verlichting’, dat met de komst van de ‘nieuwe filosofie’ de oude orde, met haar machtscentra in Kerk en monarchie, omver wilde werpen om deze te vervangen door een maatschappij die werd beheerst door democratie en wetenschap.

Maar er was ook een kamp van de ‘gematigde Verlichting’, dat betoogde dat het wetenschappelijke en het godsdienstige wereldbeeld niet echt strijdig zijn, maar dat vermeende conflicten moeten worden opgelost. Tot dit kamp behoorde Descartes zelf: terwijl hij als het ware de filosofie van het secularisme ontwikkelde, bleef hij een vroom katholiek. Zijn filosofische poging om het kennelijke conflict tussen geloof en rede op te lossen bestond in de bouw van een muur in het menselijk bewustzijn: het beruchte cartesiaanse dualisme, dat de stoffelijke wereld op het ene vlak van de werkelijkheid en de ‘geest/ziel’ op het andere plaatst. Descartes wilde het geloof beschermen tegen de bemoeizuchtige vingers van de wetenschap. Paradoxaal genoeg heeft hij daarmee juist bijgedragen tot het probleem waar we nu voor staan. Naarmate de wetenschap steeds beter werd en een natuurlijke verklaring voor verschijnselen gaf, leek het geloof steeds minder nodig.

Deze drie richtingen bestaan ook nu nog altijd. Hun aanhang uit zich in praatprogramma’s op tv, in blogs en rechtszaken – en via bommen. De terroristen in Mumbai lijken tot de hedendaagse versie van de ‘theologische partij’ te behoren. In het atheïstisch manifest God Is Not Great, de bestseller van Christopher Hitchens, steekt de auteur de loftrompet over de eenentwintigste-eeuwse strijders voor de ‘radicale Verlichting’, met behulp van taalgebruik dat de vrijdenkers van drie eeuwen geleden weerspiegelt: „… wij wantrouwen alles wat in tegenspraak is met de wetenschap of de rede geweld aandoet… Wie zeker van zijn zaak is en zich voor zijn zekerheid op een goddelijke rechtvaardiging beroept, behoort nu tot de kinderen van onze soort”.

Ayaan Hirsi Ali bekeerde zich niet alleen tot het secularisme, maar ook tot de radicale vorm. Ze zou haar denkbeelden goed kwijt hebben gekund tijdens de Franse Revolutie en haar denkbeelden hebben eigenlijk eenzelfde extreme inslag: ze heeft verklaard dat „wij in oorlog zijn met de islam” en dat in naam van de rede niet alleen het islamitisch terrorisme maar ook de islam zelf, plus zijn 1,5 miljard aanhangers, „verslagen” moeten worden, zodat „er iets vreedzaams uit kan groeien”.

De radicale seculieren stellen terecht dat uit naam van de godsdienst de grootste wandaden zijn begaan, en nog altijd worden begaan; we moeten een intelligente manier vinden om geen godsdienstige intolerantie te tolereren. Maar de geschiedenis leert dat het radicale secularisme dodelijke fouten in zich bergt. Het heeft een te hoge dunk van de rede, of tenminste van het vermogen van de mens om deze te benutten. En het radicale secularisme is zo onder de indruk van zijn eigen soort zekerheid, dat het een te nauwe kijk op de werkelijkheid heeft. Godsdienst is evenals kunst een manier om het raadsel van het bestaan te verwerken. Om de godsdienst categorisch af te wijzen is niet alleen zinloos; het stelt de bejubelaars van het gebruik van de rede ook bloot aan het verwijt van onredelijkheid – van intolerantie.

Met de geschiedenis als leidraad lijkt de beste manier om het godsdienstig extremisme te verslaan duidelijk niet een demonisering van het geloof, maar een inkapseling binnen de rationalistische traditie. Jürgen Habermas, de grote Duitse filosoof (die zelf geen religieuze inslag heeft), gebruikte de term ‘post-seculier’ om te beschrijven wat volgens hem de volgende fase in de ontwikkeling van de westerse samenleving zou kunnen zijn. Deze fase, zo betoogt hij, behelst ‘de assimilatie en reflexieve transformatie van zowel de religieuze als de seculiere geestesgesteldheid’.

Dit is niet zo geheimzinnig als het klinkt. Een groot deel van de wereld is zelfs al zover. In de VS mogen de fundamentalistische christenen de krantenkoppen halen, maar vermeldenswaardiger zijn de tientallen miljoenen die het ernstig menen met hun geloof, maar ook met hun inzet voor de seculiere samenleving. Voor zover Europa ‘zijn geloof verloren heeft’, zoals vaak wordt beweerd, is het misschien de rest van de wereld niet vooruit maar is het vastgelopen in een historische sleur.

Om een maatschappij uit een fundamentalistische sleur te halen, godsdienstig dan wel seculier, is het vermoedelijk nodig dat haar radicale elementen met behulp van overreding of zachte, dan wel minder zachte drang hun beeld van de werkelijkheid verbreden, zodat onwrikbare seculieren en gelovigen beiden erkennen dat de wereld te wild is om met onze strategieën in toom te houden. Tegelijkertijd is het van levensbelang dat we een manier vinden om een van die fundamentalistische vleugels – de miljarden mensen die in culturen zijn opgegroeid die nooit een Verlichting hebben gekend, die zich ontwikkeld hebben zonder de erfenis van de beenderen van Descartes – tot de erkenning te brengen dat wij de laatste paar eeuwen een aantal vrij diepgaande inzichten omtrent de wereld en de vooruitgang van de mensheid hebben opgedaan en dat die door iedereen als uitgangspunt moeten worden genomen.

Het is geen toeval dat juist in de jaren van het presidentschap van George W. Bush overal ter wereld het fundamentalisme in elke zin is toegenomen. De aanslagen van 11 september 2001 kwamen in de begintijd van een regering die al neigde naar een extreem theologisch wereldbeeld, en daardoor is haar extremisme nog verder aangewakkerd en zijn weer andere extremisten opgekomen. De sterke steun voor Barack Obama, een niet-ideologische pragmaticus, duidt op het verlangen onder de Amerikanen naar een uitweg uit de dodelijke of-of-strijd tussen de extremisten.

En wat te denken van Nederland? Hoe zal dat de klip van geloof en rede omzeilen die nog altijd een bepalend kenmerk is van de moderne tijd, en zijn seculiere cultuur verzoenen met de godsdienstige gevoeligheden van zowel allochtonen als autochtonen? In de 17de eeuw ging Descartes op zoek naar de zuiverste intellectuele lucht in Europa, het meest vrije intellectuele klimaat waarin hij zijn denkbeelden over een andere wereld kon uitwerken. Dus kwam hij naar Nederland. Deze generatie Nederlanders mag beslissen of van die zuivere lucht nog iets overblijft, of dat het klimaat onherroepelijk is veranderd.

(bron: Russell Shorto in NRC Handelsblad, 13 december 2008)

Herman Philipse ziet spoken

Saturday 13 December 2008
Wetenschappelijk onderzoek heeft nog nooit aangetoond dat centrale christelijke geloofswaarden onjuist zijn. Het is zelfs onduidelijk hoe zulk onderzoek dat zou kunnen doen.

Premier Balkenende heeft bij de ontvangst van het boek Geleerd & Gelovig op het eerste Veritas-forum in Leiden verstandige woorden gesproken over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Zijn statement dat geloof en wetenschap dichter bij elkaar liggen dan vaak gedacht wordt omdat beiden zoeken naar waarheid, staat als een huis.

Herman Philipse reageert hierop met twee punten: 1. Hij pruttelt wat over Dekker als inspirator van CDA-ministers. Dat is zo incorrect en irrelevant dat het geen repliek behoeft. 2. Hij meent dat de mening van Balkenende zowel misleidend als gevaarlijk is. Ze zou misleidend zijn, omdat de wetenschap over betrouwbare onderzoeksmethoden beschikt in tegenstelling tot de godsdienst. Philipse heeft gelijk dat godsdiensten een beroep doen op openbaringen en dat deze elkaar soms tegenspreken. Maar wat volgt hieruit? In ieder geval niet dat alle openbaringen onbetrouwbaar zijn. Als politici elkaar tegenspreken, volgt daar ook niet uit dat ze geen van allen gelijk hebben.

Kan de wetenschap openbaringen wegverklaren? Hoe zou de wetenschap bijvoorbeeld kunnen aantonen dat de bijbelschrijvers niet werkelijk door God geïnspireerd werden toen ze de bijbeltekst opschreven? Dit lijkt alleen mogelijk vanuit een a priori dat elke vermeende religieuze kenbron onbetrouwbaar is, maar dat is nu juist wat bewezen zou moeten worden. En als het zo evident was als Philipse suggereert, zouden er geen christelijke psychologen en neurologen zijn. De praktijk wijst echter het tegendeel uit.

Philipse stelt: ‘in ons wetenschappelijke tijdperk is religieus geloof ongeloofwaardig geworden’. Dit is een opmerkelijke claim die niet erg serieus te nemen valt. In geen geval heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat centrale christelijke geloofswaarheden onjuist zijn. Het is zelfs niet eens duidelijk hoe wetenschappelijk onderzoek dat zou kunnen doen.

De opvatting van de premier is volgens Philipse niet alleen misleidend maar zelfs ‘gevaarlijk’ omdat het religieuze overtuigingen te serieus zou nemen en wetenschappelijke resultaten te weinig. Professor Philipse ziet hier spoken die niet bestaan. Gelovigen kunnen heel goed onderscheid maken tussen wetenschappelijke bevindingen en geloofsovertuigingen. In het verleden zijn weliswaar fouten gemaakt op dit punt. Zulke fouten zijn echter niet voorbehouden aan religieuze groeperingen. De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien dat juist seculiere staten die alle vormen van religie afzwoeren levensbeschouwelijke en wetenschappelijke resultaten maar al te gemakkelijk vermengden, met afschrikwekkende gevolgen.

Wetenschap en godsdienst zoeken allebei naar waarheid, naar kennis over hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Goede wetenschap en eerlijke godsdienst zijn ondogmatisch: ze staan open voor weerlegging, maar zullen die niet zonder slag of stoot aanvaarden. Dat beide uitstekend samengaan wordt hoe langer hoe duidelijker. Wetenschapshistorici hebben de these van een conflict tussen geloof en wetenschap dan ook al lang laten varen. In de afgelopen week verweet wetenschapshistoricus prof. Bert Theunissen Philipse dat hij dit welbekende feit systematisch veronachtzaamt.

Resumerend, wat de premier gezegd heeft, is misleidend noch gevaarlijk. Wat hij constateert is niet minder dan een sober feit.

(Bron: Cees Dekker & Rik Peels in NRC Handelsblad, 13 december 2008)

Want ik ben God en geen mens

Thursday 14 August 2008

(Paul Delfgaauw op Trouw.nl)

Volgens de joden is Jezus niet de zoon van God. God wil geen mensenoffer en offert zichzelf niet op via Jezus. Joden geloven dat God God is en geen mens wordt en dat mensen mensen zijn en geen God worden. Lena Einhorn vraagt zich ook af of Jezus nog wel te zien is als de zoon van God. Was hij wel of niet gestorven aan het kruis?

Als het niet zo was, waar was hij dan gebleven? De man die in de Bijbel Paulus heet, was volgens de arts, filosofe en filmmaker Einhorn niemand minder dan Jezus, teruggekeerd uit ballingschap.

Volgens sommigen is het kenmerk van het heidendom God te verwarren met menselijke wezens. In de Bijbel zien we dit gebeuren met Farao, Haman, Antiochus. Maar de Bijbel verklaart duidelijk dat God geen mens is. In Hosea 11:9 staat: ‘Want Ik ben God en geen mens.’ De idee dat Jezus de Zoon van God is, is dan een heidens idee.

Misschien klopt het verhaal van Einhorn dan ook wel, in ieder geval past het beter in de joodse gedachtegang. Christenen identificeren de Messias met Jezus en definiëren hem als God geïncarneerd als een mens, en geloven dat hij gestorven is voor de zonden van de mensheid als een bloedoffer. Dit betekent dat men het idee moet accepteren dat een persoon kan sterven om de zonden van een andere persoon te verzoenen.

Dit klopt echter niet met Deuteronomium 24:16 waarin staat: ‘Ieder zal om zijn eigen zonden ter dood worden gebracht.’ Dit concept wordt herhaald in Exodus 32:30-35 en Ezechiël 18. Dus de Bijbel is duidelijk, niemand kan sterven voor de zonden van iemand anders. Dit betekent dat Jezus niet kan sterven voor de zonden die door iemand anders zijn begaan.

Monic Slingerland vraagt zich af of de gewaagde kijk van Einhorn op leven en dood van Jezus uitdaagt om de Bijbel weer eens met andere ogen te lezen. De joden doen dat dus al eeuwen. Alleen dat Jezus terugkwam als Paulus is wel een geheel andere visie.

Geloven op gezag kan niet meer. Ook deze studie van Einhorn toont dat weer aan. In een andere studie zou Jezus Julius Ceasar zijn. De Italiaanse schrijver Francesco Carotta ontdekte na tien jaar onderzoek zó veel parallellen tussen Jezus en Ceasar dat er volgens hem maar één conclusie mogelijk is: Jezus wás Julius.

Ik kan me voorstellen dat mensen religie de rug toe keren. Ze is ongelooflijk geworden.

Jezus verschijnt aan de mensen

Friday 8 August 2008

Jezus Christus verschijnt ook in deze tijd aan mensen, concludeert theoloog Berthilde van der Zwaag na onderzoek. ,,De conclusie dat de verschijningsgestalte Jezus is, is een grotere zekerheid dan als je een tafel ziet en weet dat het een tafel is.” (bron: Nederlands Dagblad)

EINDHOVEN – De bioscoop was verboden terrein voor Berthilde van der Zwaag. Toch wilde ze – nu zo’n 35 jaar geleden – graag de film Jesus Christ Superstar zien. ,,Ik besloot in de Bijbel te gaan lezen. Toen ik heel verdiept zat in het lijdensverhaal, zag ik Jezus voor mij staan.”

Deze ervaring liet Van der Zwaag (54) niet meer los. Op latere leeftijd ging ze theologie studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en besloot ze ‘Christusverschijningen’ als onderwerp voor haar scriptie te kiezen. ,,Ik had er nooit iets over gelezen. Was de verschijning werkelijk Christus of is het een beeld dat wordt geprojecteerd vanuit de eigen hersenen?” Haar onderzoek resulteerde in het boek Als Christus verschijnt. Christusverschijningen in deze tijd dat deze week verscheen bij Uitgeverij Kok, Kampen. Van der Zwaag verricht binnen de Protestantse Gemeente van Eindhoven allerlei werkzaamheden zoals de toerusting van de leiding van de kindernevendienst en de jeugdkerk en de begeleiding van een gespreksgroep over geloofsopvoeding en een dialooggroep van studenten met een christelijke, moslim- en joodse achtergrond.

Gezien de titel van uw boek zijn er dus verschijningen van Christus in deze tijd?
,,Ja zeker. Jezus verschijnt nog aan mensen. Ik heb bijna veertig verhalen ontvangen van vrouwen en mannen met verschillende achtergronden die eenzelfde soort ervaring hebben gehad als ik. Het heeft hen zo geraakt, dat ze de gebeurtenis eigenlijk niet kunnen verwoorden. Voor mij is duidelijk gebleken dat het een ander soort ervaring is dan andere ervaringen die ook diep raken, zoals verliefdheid.

Een Christusverschijning is niet iets uit onze werkelijkheid, maar iets goddelijks. Het is niet zelf op te roepen of in stand te houden; het is genade als het je overkomt. De verschijning is een intense, individuele, innerlijke ervaring die je je hele leven niet meer vergeet.

Niet iedereen ziet er een beeld bij. Als dat wel zo is, zijn het verschillende beelden doordat ze zijn gevormd op basis van ideeën over hoe God eruit ziet. Een enkeling hoort een stem en voert een gesprek. Opvallend is dat zowel christenen als niet-christenen Christusverschijningen kunnen hebben.”

Hoe weet u zeker dat het Jezus is die verschijnt?
,,Door de zekerheid waarmee de mensen het vertellen. De conclusie dat de verschijningsgestalte Jezus is, is een grotere zekerheid dan als je een tafel ziet en weet dat het een tafel is.” Ook degenen die geen christelijke opvoeding hebben genoten, zeggen meteen dat Jezus – soms God – aan hen is verschenen.”

Wat levert zo’n ervaring op?
,,In de eerste plaats de bevestiging dat Christus bestaat, en dat er goddelijke betrokkenheid is op het aardse leven. Vaak zitten degenen die zo’n verschijning krijgen, in een crisis. Ik worstelde bijvoorbeeld met het maken van eigen keuzes, los van mijn opvoeding. De ervaring vormt doorgaans de aanzet het leven echt te veranderen en biedt ook veiligheid en geborgenheid. Voor niet-christenen blijkt het moeilijk met de ervaring om te gaan. Doorgaans gaan ze op zoek naar Christus; een deel noemt zich nu christen, anderen zijn nog zoekend.”

Kunt u Christusverschijningen in het heden rijmen met de Bijbel?
,,Er zijn genoeg uitspraken van Jezus, zoals: Zie Ik ben met u alle dagen. Er zijn in elk geval geen teksten waaruit blijkt dat het niet kan. In mijn boek heb ik de verschijningen vooral vanuit de filosofie verantwoord – Christusverschijningen horen bij het mens-zijn – om niet-christenen van een algemene verantwoording te voorzien.”

U schrijft in uw boek dat mensen niet gemakkelijk over hun ervaring praten. Hoe komt dat?
,,In de kerk leeft toch vaak het idee dat verschijningen van Jezus iets zijn voor de Bijbelse tijd. Na Pasen komt dat niet meer voor. Het is jammer als er niet over wordt gepraat, dat is juist belangrijk. Voor de mensen zelf, maar ook voor de kerk. Bij het schrijven van het boek ontdekte ik dat vooral jongeren in deze verhalen geïnteresseerd zijn, ook niet-christelijke jongeren, omdat eruit blijkt dat het geloof het eigen leven raakt. Misschien zijn zulke ervaringen juist belangrijk voor deze tijd, waarin mensen zich niet geraakt voelen door het Woord.

Met het boek wil ik laten zien dat Christusverschijningen niet absurd en vreemd zijn. Ik denk dat elke kerk leden telt met sterke geloofservaringen door genezing, intense troost of een verschijning. Ik hoop dat de houding in de kerk minder afwijzend zal zijn, waardoor hierover kan worden gepraat.”

Bent u uiteindelijk nog in de bioscoop terechtgekomen?
,,Ja, na de verschijning ben ik de film nog gaan bekijken. Ik vond het verhaal recht doen aan de Bijbel; de film heeft mij bepaald bij het mens zijn van Jezus.”