Archief van January, 2009

Godsdienst, kunst en wetenschap putten uit dezelfde bron: de verbeelding

Tuesday 6 January 2009

Opnieuw heeft een lid van het kabinet een bijdrage geleverd aan het publieke debat over geloof en wetenschap. Begin december deed premier Balkenende een opmerkelijke uitspraak bij de aanbieding van het boek Geleerd & Gelovig, waarin 22 wetenschappers onder redactie van de Delftse hoogleraar Cees Dekker, schrijven over hun leven, werk en God.

Hij besloot zijn toespraak met te zeggen: “Misschien staan geloof en wetenschap juist wel veel dichter bij elkaar dan vaak wordt gedacht. In essentie gaat het op beide terreinen immers om een zoektocht naar een waarheid die we nooit helemaal vast kunnen pakken, maar die er wel is.”

De premier twijfelt nog. Zijn stelling is echter geheel juist, maar wat voor geloof en wetenschap geldt, geldt even goed voor de kunst. Immers, gedrieën putten zij uit dezelfde bron: de verbeelding.

Wetenschap

In zijn inaugurele rede ‘De verbeeldingskracht in de wetenschap’ (1878) voor de universiteit van Amsterdam wijst de jonge hoogleraar scheikunde, mineralogie en geologie, dr. Jacobus Henricus van ’t Hoff (1852, Rotterdam – 1911, Berlijn. Nobelprijs 1901) op de betekenis van verbeelding voor de wetenschap.

Wetenschap, aldus het betoog van van ’t Hoff, gaat uit van het bestaan van een verband tussen oorzaak en gevolg. Met het achterhalen van de oorzaken, kunnen de gevolgen onder controle worden gebracht en gehouden. Om zich van de vele mogelijke, verschillende oorzaken die tot een bepaald gevolg kunnen leiden, een voorstelling te kunnen maken, is naast ratio verbeeldingskracht nodig en vaak gaat die bij wetenschappers aan de ratio voorbij.

Van ’t Hoff noemt vele voorbeelden hiervan in een analyse van 200 levensbeschrijvingen van wetenschappers die in de geschiedenis grote ontdekkingen hebben gedaan. Allen hadden een grote verbeeldingskracht, velen van hen waren kunstzinnig, visionair, maar vaak ook bijgelovig, koesterden allerlei illusies, sommigen van hen leden zelfs aan hallucinaties, dus velen waren de ratio vaak ver voorbij.

Met instemming en overtuiging citeert van ‘t Hoff aan het einde van zijn rede de Engelse historicus H.T. Buckle (1821 – 1862): “Er is een spirituele, een poëtische, en hoe dan ook, een spontaan en vanzelf optredend element in de menselijke geest, dat van tijd tot tijd, plotseling en zonder waarschuwing, ons een glimp en voorspelling van de toekomst geeft, en ons dwingt om ons als het ware bij voorbaat van de waarheid meester te maken.”

In onze tijd gaat neurowetenschapper Gerald M. Edelman (geb. 1 juli 1929, Nobelprijs 1972) in zijn recente boek Second Nature (2006) een stap verder. Verwijzend naar van ’t Hoff’s inaugurele rede, schrijft hij: “Wetenschap is verbeelding in dienst van de verifiëerbare waarheid”. Voor die verificatie gebruikt de wetenschap observatie en experiment als instrument.

Experiment escorts us last – Experiment geleidt ons tot het laatst
His pungent company – Zijn prikkelend gezelschap
Will not allow an Axiom – Geeft aan geen enkel Axioma
An Opportunity – Een Kans

Emily Dickinson (1830 – 1886) poem 1770

Geloof

Aan het slot van zijn boek ‘De realiteit van het geloof’ (1966) schrijft de jonge theoloog Harry M. Kuitert (geb. 1924) dat het christelijk geloof uitgaat van de algemeen geldigheid van de christelijke waarheid en dat het in de theologie evenals in de andere wetenschappen is begonnen om het verwerven en ontvouwen van kennis, maar het is ‘kennis die eenmaal kennis zal blijken te zijn, zij mist de verificatie nog, maar gelooft dat deze verificatie positief zal uitvallen’.

Schrijver Willem Jan Otten gaat in ‘Het Intelligent Design van Joost van den Vondel’ in het Maandblad van NRC Handelsblad van februari 2007 een stap verder. Dat het scheppingsverhaal onbewijsbaar, niet verifieerbaar is, is niet de kwestie, “maar dat je het moet verbeelden om het waar te laten zijn”.

Kunst

En in een interview met Peter Steinz in NRC Handelsblad van vrijdag 12 april 2005 zegt Otten: “Geloof en literatuur zijn verwant, allebei verwijzen ze naar iets wat niet bestaat. Een lezer moet overtuigd raken van de realiteit van wat hij voorgeschoteld krijgt, net als een kerkganger.”

Ik ben geen geleerde, geen raadgever,
verklaar je niet de onmogelijkheden van aarde en lucht,
ik maak ze.

Gerrit Kouwenaar in “Zijn”, een van zijn vroegste gedichten

‘God maakt de werkelijkheid, wij scheppen illusies.’
Jan Wolkers in een essay over Dylan Thomas in NRC Handelsblad.

Tot slot

In haar zoektocht naar de waarheid wordt door de wetenschap door middel van observatie en experiment toetsbare kennis verworven over de werkelijkheid zoals die is. Alleen zo kan worden begrepen hoe de wereld om ons heen in elkaar steekt en werkt.

De gelovige houdt zonder verificatie haar visioenen voor waar en gelóóft dat die ooit werkelijkheid zullen worden.

Het kunstwerk overtuigt de lezer, de luisteraar en de toeschouwer van het bestaan van een werkelijkheid die alleen door de kunstenaar geschapen kan worden.

Maar wetenschap, geloof én kunst, gedrieën worden zij sinds de oudheid gedreven door hun verbeeldingskracht en veranderen zij de wereld.

(bron: J.C. Molenaar in NRC Handelsblad)